Actueel
Beroepstermijn gaat later in bij vaagheid rond postbezorger
27 juni 2022
Als de inspecteur niet kan aantonen aan welk postvervoer hij een uitspraak op bezwaar heeft aangeboden, gaat de beroepstermijn later in dan normaal. Deze termijn begint dan namelijk pas te lopen als de belanghebbende de uitspraak heeft gezien.
De Belastingdienst doet op 19 oktober 2018 uitspraak op bezwaar tegen een naheffingsaanslag btw en boetebeschikking die zijn opgelegd aan een btw-ondernemer. Deze ondernemer stelt op 12 juli 2019 beroep in. Hij beweert de uitspraak op bezwaar niet te hebben ontvangen. De Hoge Raad bepaalt dat in deze stelling een betwisting van de verzending van dat besluit zit begrepen. In dat geval moet de fiscus die verzending aannemelijk te maken. Is sprake van een boetebeschikking waartegen vóór 1 augustus 2019 bezwaar of beroep is aangetekend? Dan moet de Belastingdienst de verzending zelfs overtuigend aantonen. Bij verzending per post dient de inspecteur aannemelijk te maken respectievelijk overtuigend aan te tonen dat hij het poststuk heeft aangeboden aan een postvervoerbedrijf. Hierbij moet eveneens duidelijk zijn om welk postvervoerbedrijf het gaat.
In deze zaak staat niet vast aan welk postvervoerbedrijf de uitspraak op bezwaar is aangeboden. De Belastingdienst heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt noch overtuigend aangetoond dat de uitspraak op bezwaar aan een postvervoerbedrijf is aangeboden voor verzending aan de ondernemer. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar niet correct is bekendgemaakt. In dat geval vangt de beroepstermijn pas aan op de dag waarop de belanghebbende een afschrift van die uitspraak onder ogen heeft gekregen. De eis dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is ingesteld, komt dan te vervallen. Stelt de belanghebbende in zo’n situatie beroep in voordat hij de uitspraak op bezwaar onder ogen heeft gekregen? Dan moet een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege blijven. Het is dan immers zeker dat op het tijdstip waarop het beroep is ingesteld, de uitspraak op bezwaar al tot stand is gekomen.
De conclusie van het dossier is duidelijk: de btw-ondernemer heeft ten tijde van het indienen van het beroepschrift de uitspraak op bezwaar nog niet onder ogen gekregen. Er is daarom geen reden om het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de ondernemer gegrond.
Bron: Hoge Raad 17-06-2022